z Genaderd tot het tijdstip, waarop art. 182 der Wet van den 29sten Junij 1851 {Staatsblad n°. 85) ons roept, om aan U een uitvoerig en beredeneerd verslag van den toe stand der Gemeente over het afgeloopen jaar 1857 te doen, vangen wij die taak met lust aan, als eene, die wel hare eigenaardige moeijelijkheden oplevert, maar die ook ons in de gelegenheid stelt, om na te gaan en te overwegen, welke belangrijke en gewigtige omstandigheden zijn voorbijgegaan welke bezwaren zijn te boven gekomen en welke lessen het verledene aan de toekomst geeft. De leiddraadwelke ons daarbij in het voorgeschreven model is aan de hand gegeven voert ons als van zelve langs de verschillende onderdeden der gemeentelijke administratie en veroorlooft ons genoeg zame vrijheidom aan te vullen en bij te voegenwat ons ter mededeeling wenschelijk voorkomt en toe te lichten, waar wij dat voor het juist begrip der zaak noodzakelijk achten. Uit de beschouwing van het een en ander zullen wij tot een algemeen resultaat komen over den toestand der Ge meente, en wij onthouden ons met voordacht van de mede deeling der overtuiging, die zich bij ons ten dien aanzien heeft gevestigd, omdat wij het verkieslijk achten den indruk van het overzigt, over hetgeen het jaar 1857 voor onze Ge meente is geweest en opgeleverd heeft, niette verhinderen door de vooruitstelling van eigen meening in de plaats van feiten. Daarom komen wij dan ook dadelijk ter zake, het model volgende en beginnende met

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1857 | | pagina 3