87 dat rapport de administration met veel zorg en naauwgezet- heid de haar toevertrouwde belangen behartigen. Als wij desniettemin, na deze beschouwingen over den toe stand der armoede, tot eene vergelijking moeten komen met dien van het vorig jaar of van vroegere jaren, dan gelooven wij evenwel niet te ver te gaan met te beweren, dat er eerder voor- dan achteruitgang in dien toestand is op te merken. Wanneer ook hiervoor de cijfers der uitgaven van de laatste jaren worden ter hand genomendan verlieze men niet uit het oog, dat elk jaar eene vermeerdering van bevolking aanwijst en dat met die vermeerdering ook het getal armen in de Gemeente naar evenredigheid toeneemtdat onder de kosten van het algemeen Armbestuur ook de onderstand van elders armlastigen begrepen is en dat het beginsel, door de nieuwe Armenwet voor het onderstandsdomicilie aangeno men in het algemeen niet gunstig werkt voor de groote Gemeenten. Als hoofdoorzaak van den minder ongunstigen toestand van het armwezen beschouwen wij de vele werkzaamheden die uit de voortdurende uitbreiding der Gemeente voort vloeien en ongetwijfeld daarop eenen belangrijken invloed uitoefenen. Men behoeft het slechts na te gaan op hoe vele punten in de Gemeente aanbouw plaats had en aan hoe vele handen daardoor werk werd verschaft. Maar aan deze hoofd oorzaak verbinden wij dadelijkhetgeen wij zoo even reeds opgenoemd hebbenals bemoeijelijkende den blik op den waren toestand der armoede; want, was er werk te verrigten, het gunstige jaargetijde liet de werkzaamheden toe en wer den ook de verdiensten in het midden van den winter geringer, de levensmiddelen waren minder duur dan men in de laatste jaren gewoon was, het zachte weder veroorzaakte minder behoefte en beteugelde gebrek en kommeren spoe diger dan vroeger vingen de bronnen van inkomsten voor den handwerksman en voor den arbeider weder aan te vloeijen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1857 | | pagina 87