115 onze bosschen 1858 werden alhier geene gronden ont- ver- Gemeente-gronden is op onze Gemeente zal, om de meeste moeijelijkheden en verschillen over eigen dom thans tusschen de gemeentelijke administratie en par ticulieren rijzende, op eene alles afdoende wijze voor te komen of te beslechten. Eene opgave te doen van de bundertallen van opgaand hout, eiken- en ander hakhout, dennenbosschen en rijswaar den, zoo als die in het voorschrift verlangd wordt, is voor eene onmogelijkheid uit hoofde de verschil lende houtsoorten niet zijn afgescheiden. Ook de opgave der reeds verdeelde en der nog te deelen marken en niet toepasselijk. In den loop van gonnen, noch tot bosch noch tot bouw- of weiland. Ten aanzien van duinbeplantingen en afzanderijen kunnen wij berigtendat de duinen in den omtrek van het Gemeente- Badhuis van wege de Gemeente met helm beplant zijn om de zandverstuivingen aldaar tegen te gaan, en dat de afzan derijen behoorende tot de goederen van H. M. de Koningin- Moeder dit jaar geregeld gewerkt hebben, terwijl de afzanderij der Gemeente aan het einde van het Kanaal zoodanig is voortgezet, dat de vaart tot Scheveningen geheel werd vol tooid zoodat eene losplaats kon worden gemaakt en de afzanderij nu zijdelings kon vervolgd worden. De zandverstuivingen waren in den afgeloopen jaarkring zeer onbeduidend en werden geregeld opgeruimdzonder dat daartoe buitengewonen handenarbeid vereischt werd. Als middel tot beteugeling van dit kwaad werd steeds met goed gevolg de helmbeplanting aangewend. De woeste gronden boden even als vroeger eene ruime en goede gelegenheid voor die beplanting aan en werden daar toe dan ook door ons gebezigd. Overigens heeft men van die gronden geen gebruik gemaakt, doch de lust voor den aanleg van buitenverblijven en woonhuizen aan de zijde

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1858 | | pagina 115