20 c. metendetotaal i De opgave van het aantal en van den tonneninhoud der schependie niet tot de dienst der openbare middelen van vervoer behoorenontleenen wij aan de statistiek welke op het kantoor van het haven-kade- en liggeld wordt gehouden en waaruit wij ook de verder hierachter volgende bijzonderheden ontleenen. In 1858 zijn de stad binnengekomen: 28,993 vaartuigen, vallende in de omschrijving van art. 2, lett. a der Verordening, dat is met eene andere vracht dan de hierna te meldene beladen, en 1,747 vaartuigen, beladen met vischzand, water, mestvuilnis enz. (zie art. 2 lett. <Z). 30,740 vaartuigen in het geheel. De eerste vaartuigen waren gezamenlijk 333,064 tonnen en de tweede soort20,936 n 354,000 slechts een zeer middelmatig jaar gehad. De reederijen alhier gevestigd deelden zoo als in den aard der zaak ligt, in de nadeelenwaarmede deze tak van volksbestaan, ten gevolge van den te groeten aan bouw en van de hierdoor in verband met andere omstandigheden veroorzaakte aanzienlijke daling der vrachtprijzenoveral in het binnen- en buitenland te kampen heeft. De verzekeringsmaatschappijen gingen den gewonen gang, terwijl in alle verdere handelsbelangen ruim schoots werd ondervonden dat het vertrouwendoor de jongste geldcrisis meer dan ooit geschoktnog geenszins hersteld en het evenwigt nog steeds verbroken was. Dit onderwerp komt voor onze Gemeente niet in aanmerking. ff BINNENLANDSCHE SCHEEPVAART. b. BÜITENLANDSCHE HANDEL.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1858 | | pagina 126