Bijlage E.
’s Gravenhage, den Isten Maart 1859.
Staat B volgt hierachter als Bijlage lett. F.
Algemeene beschouwingen.
De Wet vrn den 13den Augustus 1857 onderscheidt het lager
onderwijs in gewoon en meer uitgebreid onderwijs. Bij art. 72
der Wet zijn, in afwachting der wettelijke regeling van het mid
delbaar onderwijs, de voorschriften dezer Wet mede van toepassing
verklaard op alleswat betreft het verder voortgezet onderwijs in
de levende talen en in de wiskunde. De scholenwaarin dat
verder voortgezet onderwijs gegeven wordt, zijn in de tabellen A
en B opgenomen sub lett. g.
De scholenwaarin alleen gewoon lager onderwijs gegeven wordt
zijn in die tabellen opgenoemd onder de letters a 17c
dl, 5, 8, 12, 13, 15, 1921, 27, 28, 36 en e; terwijl op
de overige in meerdere of mindere mate dat onderwijs meer uit
gebreid is.
In het algemeen kan men stellendat het middelbaar onderwijs
gegeven op de scholenopgenoemd onder gten volle blijft
Bij art. 64 der Wet van den 13den Augustus 1857 {Staatsblad
n°. 103) is aan de Plaatselijke Schoolcommissiën de verpligting op
gelegd aanteekening te houden van het onderwijzend personeel,
van het getal leerlingen en van den staat van het onderwijs, en
jaarlijks vóór den Isten Maart aan den Gemeenteraad een bere
deneerd verslag van den toestand van het lager onderwijs in de
Gemeente te doen.
De Plaatselijke Schoolcommissie te 's Gravenhage heeft de eer
bij deze zich van die verpligting te kwijtenzij legt daarbij over
de nevensgaande staten A en B ter aanwijzing van het in
deze Gemeente gedurende het jaar 1858 aanwezig onderwijzend
personeel en getal leerlingen en van den staat van het onderwijs
op iedere school.
Bij de zamenstelling van dit Verslag heeft zij zoo veel mogelijk
in acht genomen de voorschriften van Zijne Exc. den Minister van
Binnenlandsche Zakenhaar medegedeeld bij missive van den
Schoolopziener in dit district van den 20sten Januarij 1859
n°. 48.