17 1880 1943 1919 de voorkeur, welke de onder Loos- in van 1858 was alzoo in verhouding tot die gunstig 2550 personen f 6660.03| - 5440.37 - 5303.86j - 5687.84j Ten aanzien van inrigting, onderhoud en bediening dezer begraafplaatsen hebben wij de meest voldoende berigten ont vangen en wij vermelden dit met genoegen, omdat voorzeker geen plaats zóó zeer orde en welvoegelijkheid eischt als deze. Ook ten aanzien der Burgerlijke begraafplaats hebben wij reden van tevredenheid, daar het terrein duurzaam in eenen behoorlijken staat wordt gehouden en de dienst geregeld verrigt wordt, zoodat ons noch over het een noch over het ander klagten zijn ter oore gekomen. De statistieke op gaven, waarmede wij ten opzigte dezer Gemeente-inrigting in het vorig Verslag begonnen zijnwillen wij voortzetten door de opbrengst der burgerlijke begraafplaats over de vier laatste jaren mede te deelen: 1855 bij eene sterfte 1856 1857 1858 De opbrengst over van andere jaren zeer gunstig en zulks, onaangezien het groot en steeds toenemend aantal verkochte kelders en gra ven, waardoor de huurkosten afnemen, en door vele ingezetenen gegeven wordt aan duinen gelegen begraafplaats Eik-en-Duinen. Hoewel nog slechts in geringe mate, verbetert de beplanting op de Burgerlijke begraafplaats toch eenigzins en ofschoon de hooge ligging en de aard van den grond niet veel hoop geven op eene geheele overwinning der bezwaren tegen den groei der boomen, mag men tevreden zijn met eenigen voor uitgang. De beslissing omtrent de voordragt van den Gemeente raad tot heffing der begrafenisregten werd op nieuw verdaagd bij Koninklijk besluit van den 17den Maart 1858, n°. 126, medegedeeld bij Resolutie van Heeren Gedeputeerde Staten ff ff ff ff ff ff ff ff ft tf f! 2

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1858 | | pagina 17