It ■ft f t Het voorschrift van art. 182 der Wet van den 29sten Junij 1851 {Staatsblad n°. 85) roept ons, om een overzigt te geven van den toestand onzer Gemeente over het afgeloo- pen jaar 1858, en wij achten ons gelukkig dat overzigt te mogen laten voorafgaan door de aangename verklaring, dat dit verslag zich kenmerken zal door gunstige berigten om trent de meeste takken van ons beheerterwijl daaruit van zelve voortvloeitdat de Gemeente zich verheugen mogt over vooruitgaande welvaart en onmiskenbaren voorspoed. Dit gevoelen zal evenmin door de ondervinding als door de hierna te vermelden feiten weersproken worden, en als wij ons vorig Verslag besloten met de opmerking, dat een overzigt over een afgeloopen tijdperk ook aanwijst, wat in verschillende opzigten nog gedaan moet worden, mogen wij dit Verslag openen met de betuiging, dat hetgeen in dit jaar tot bloei en welvaart der Gemeente werd aangewend, niet zonder vrucht verrigt is, of althans belooft later rijke vruchten te zullen opleveren. Wij volgen bij het doen van onze mededeelingen over den toestand der Gemeente het modelvoor het jaarlijksch uit voerig en beredeneerd verslag gegeven, en vangen alzoo aan met

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1858 | | pagina 3