1 I 143 jaar geene klagten ingeleverd. Wij spreken natuurlijk in het algemeen en achten het hier de plaats nietom op nieuw te handelen over de bezwaren, welke zich steeds deden gevoelen in de niet-aansluiting van onze Gemeente aan het groote spoorwegnetwaardoor zij als het ware wordt geïso leerd en die in het afgeloopen jaar met den meesten na druk werden kenbaar gemaakt, ook door het Comité, dat door de alhier gevestigde Afdeeling der Maatschappij tot bevordering van handwerk- en fabrieknijverheid werd zamen- gesteldten einde den aanleg van een spoorweg tusschen Scheveningen en Gouda en van eene zeehaven te Scheve ningen te bevorderen. Noch de ijverige bemoeijenissen van dat Comité, noch de medewerking van den Gemeenteraad mogten de hoop doen verwezenlijken, die wij tijdens ons vorig Verslag koesterden, dat de zekerheid dier aansluiting in 1859 zoude verkregen worden maar daarom achten wij de zaak nog niet verloren wij blijven verwachten dat de belangen der Residentie bij het Hooger Bestuur niet zullen voorbijgezien worden en dat de lijn van Scheveningen op Goudazij het dan met of zonder die van Leyden naar Woerden, eindelijk zal worden toegestaan. Geene concessie tot nieuwe diligencediensten werden in het afgeloopen jaar verleend en in de bestaande, die voor de behoefte voldoende schenen te zijn, is geene verandering gekomen. Ook de omnibusdienst op Scheveningen, waarvan voort durend druk gebruik wordt gemaakt, werd op den gewonen voet voortgezet en voorziet bij het toenemend verkeer tus schen Scheveningen en Gravenkage in eene dringende behoefte. De herhaalde aanvrage van den Heer C. Soetens om concessie voor den aanleg eener railroute van Gravenkage naar Scheveningen maakte in het afgeloopen jaar meermalen een punt van onderzoek bij Uwe Vergadering uit, doch de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1859 | | pagina 149