‘I
i 5
de 2de Kamer der)
Stoelenmatter.
Stukadoor.
Stukrijder.
Tapper.
Tapster.
Timmerman.
Trompetter.
Tuinman.
Turfdrager.
Vergulder.
Verwer.
Visscher.
Vleeschhouwer.
Vormer.
Wachtmeester.
Waschvrouw.
Werkster.
Wever.
Winkelier.
Wijkbode.
W ijnkooper.
Zaadkooper.
Zadelmaker.
Zegelklopper.
Zeilenmaker.
Zwaardveger.
1
1
4
2
1
1
2
1
2
1
1
1
5
1
1
1
1
1
1
7
8
1
2
2
1
1
1
1
2
1
6
1
2
2
2
4
3
7
1
1
1
2
7
1
1
1
2
1
1
1
Onderwijzer
Oppasser
Opperman
Passementwerker.
foelier
portier
predikant (emeritus).
Raadsheer
Reeder
Referendaris.
Scheepstimmerman.
Schilder
fchipper
Schoenmaker.
Èchuitenjager.
Secretaris-Generaal.
Sergeant
Sigarenmaker.
Blijper
ilijter
Smid
Soldaat
Êolliciteur
(Staatsraad
Rtaten-Generaal (Lid van
Steendrukker.
Stoelenmaker.