25 f 556,700 193,000 - 168,700 - 195,000 235,340.31 - 164,179.88| - 216,710.87 f 616,231.06' de opcenten van het dienstjaar b. - 166,720.21 - 212,833.72 f 597,338.704 Het standpunt, waarop wij thans staan voor eene verge lijking tusschen de opbrengsten van 1858 en 1859, is geheel zuiver, daar voor het eerst sedert het jaar 1851 de tarie ven waarnaar de indirecte belastingen werden geheven gedurende twee jaren onveranderd zijn gebleven. Dat ver gelijk is «oordeelig tegenover het jaar 1859 wat de opcen ten van ’s Rijks indirecte belastingen en de eigen belasting op voorwerpen, waarop geene Rijksbelasting geheven wordt, aangaan wadeelig wat betreft de eigen belasting op voor werpen, die door het Rijk belast zijn, terwijl het totaal der drie onderdeelen een verschil in meerder voor het laatste jaar oplevert van f 18,892.36welk cijfer niet onbeduidend is als men in aanmerking neemt, dat het eene toeneming van de opbrengst aangeeft van ruim 3 per cent. Het na- deelig verschil tusschen de opbrengst en raming van het verd. De geheele opbrengst van de opcenten van ’s Rijks belasting op het personeel over het dienstjaar 1859/60, loopende van Mei 1859 tot Mei 1860, bedraagt, volgens de kohieren, de som van f 90,467.67waarvan over 1859 slechts de helft werd verantwoord. Vergelijkt men nu het geheele bedrag met de ramingdan erlangt men een voor- deelig verschil van 2,167.67 dat toch werkelijk, al is het in een volgend jaar, in de Gemeentekas vloeit. Ook voor cijfers eene 2’. Indirecte belastingen. deze belastingen geven wij in de ouderstaande vergelijking tusschen de Opbrengst 1859. Raming 1859. C. Opbrengst 1858.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1859 | | pagina 31