28 eene a. Dat de opbrengst in haar geheel de raming heeft overtroffen met de som van f 60,031.064, en dus met bijna 11 pCt.welk overschot op de ontvangsten ons reeds in de gelegenheid heeft gesteld, om den verkoop van fondsen, voor de bekostiging van buiten waar dat ook moge zijn, moet men daartegenover stellen, dat de berekening der restitution vooraf zeer bezwaarlijk is, en dat, ten aanzien van het gedisteleerdde onbekendheid met de werking van het onderscheiden getal opcenten voor het binnen- en buitenlandse!) gedisteleerd en van verdere bepa lingen in het tarief dier belasting, het ondoenlijk maakte te begrooten of het eigen middel op dat onderwerp een over schot zoude hebben en hoe groot het dan zoude wezen welk een en ander bevestigd wordt door de omstandigheid, dat het eigen middel op het buitenlandse!) gedisteleerd, in 1857 geraamd op 2500, toen opbragt de somma van 326.234, terwijl het nu, bij eene raming van ƒ1400, heeft gerendeerd f 1666.24 J. Al de overige artikelen zijn boven de. begrooting doch alleen de belasting op den turf en op het gemaal heeft die zóóverre overtroffendat zij de aandacht wekt. Ten aan zien der turfbelasting is de oorzaak daarvan waarschijnlijk alleen het langdurige van den winter, waardoor het verbruik is vermeerderd, en ten opzigte der heffing op het gemaal, die ruim 10 pCt. meer dan de raming opleverde, moet men bekennen, voorzigtigheidshalve de begrooting daarvan ge woonlijk niet te hoog te stellen, waardoor van zelve de verhouding der opbrengst gunstig moet uitkomen, terwijl deze belasting overigens zeker ruim deelt in de voordeelige werking van de uitbreiding der Gemeente en haren toe nemenden bloei. Ten slotte van deze beschouwing over de indirecte belas tingen moeten wij hier nog doen uitkomen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1859 | | pagina 34