55
deze aanneming weg te
en puinwegen weder zoo
het onderhoud der straat- en
de navolgende werken begrepen:
minder raadzaam geacht in 1859 gevolg te geven aan het
denkbeeld, waarvan wij reeds in het vorig Verslag melding
maaktenom in den staat of legger der wegen en voetpaden
in de Gemeente de sedert zijne zamenstelling in 1852 nood
zakelijk geworden veranderingen te brengen, met inacht
neming van de daaromtrent gegevene voorschriften. Nadat
nu evenwel die wijzigingen den 4den November 1859 door
de Provinciale Staten vastgesteld en bij besluit van den
27sten December 1859 (Prov. blad n°. 137) afgekondigd
zijn, zullen wij ons beijveren het voorschrift van de laatste
alinea van art. 3 van voormeld Reglement op te volgen.
Inmiddels hebben wij getracht in den staat der wegendie
als Bijlage C hierachter is gevoegd, al die veranderingen te
brengen welke later in den officiëlen legger zullen komen
zoodat men, zonder daaraan eenige echtheid toe te kennen,
toch in deze Bijlage de waarheid van den toestand zoo veel
mogelijk zal terug vinden.
Omtrent nieuwe wegen of paden hebben wij dit jaar niets
te vermeldendaarentegen mogen wijten minste van de
straatwegen, getuigen, dat zij goed en met zorg werden
onderhoudenen zoo wij dat niet kunnen doen ten aanzien
der schelp- en puinwegen, was dit geenszins de schuld der
directie of van het toezigtmaar alleen van den aannemer
die het onderhoud dier wegen heeft verwaarloosd en zijne
verpligtingen naliet, alles wel ten koste van veel boeten en
onaangenaamheden, doch ook ten nadeele van het algemeen,
dat van de wegen gebruik maakt. Wij hopen, zoodra het
voorjaar vergunt aan deze wegen met goed gevolg werk
zaam te zijn, daaraan ijverig te doen beginnen, ten einde
de slechte gevolgen van deze aanneming weg te nemen en
den toestand der schelp- en puinwegen weder zoo voldoende
als vroeger te maken.
Onder de aanneming van
grindwegen over 1859 waren