98 geschreven, alsmede aan de noodzakelijkheid tot aanwending van buitengewone kosten voor kleeding en ligging, en wij kunnen ons met die oorzaken volkomen vereenigenover tuigd als wij zijn, dat deze instelling met de meeste zuinig heid wordt beheerd en dat er goede orde heerschtdiein het leven geroepen door eene geregelde inrigting van het geheeldoor de zorg en naauwgezetheid van den vader en de moeder steeds wordt aangekweekt, ten voordeele van de administratie en in het welbegrepen belang der verpleegden. Bij vergelijking van den toestand van het Armwezen in 1860 met die van het vorig jaarof, indien de omstandig heden daartoe leiden, van vroegere jaren, waartoe het meer genoemde voorschrift ons in de tweede plaats roeptis het noodig dat men eenige jaren teruggaat, om te zien dat onze Gemeente ten aanzien van het Armwezen in betere omstan digheden verkeert dan vroeger, want niet alleen dat de verhouding tusschen het Burgerlijk Bestuur en de Armen instellingen door de regeling der subsidiën verbeterd is maar door liet overbrengen der armenzorg op de Armbestu ren bij welke zij eigenaardig te huis behoort en door welke besturen bet best aan die zorgtoezigt en beheer over de armen kan verbonden worden zijn wij op den goeden weg ter verkrijging van eenen meer gunstigen toestand van het Armwezen in het algemeen. En hierdoor zijn wij als van zelve op het terrein getre den waarop wij in de derde plaats door het voorschrift des Verslags geleid worden als het van ons eene opgave vraagt der hoofdoorzaken van den voor- of achteruitgang in den staat van het Armwezenmaar zoo wij al erkennendat de Wet op het Armwezen en haar stelsel betreffende de armenzorg gunstig gewerkt hebben op den toestand van het Armwezen zien wij daarom andere oorzaken van dien gun stigen toestand niet voorbij. Als zoodanig mag men den zachten winter noemenwaardoor het begin van 1860

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1860 | | pagina 104