Het toezigt op het onderwijs.
’t Algemeen, de Heeren Jhr. Mr. J. de Witte van Citteks,
Mr. G. B. Emants en A. van Brink vergunning verleend tot het
oprigten eener bewaarschool, en bij gelijk besluit van den 12/14den
Maart 1860 aan Mejufvrouw J. C. Tesch de vergunning om de
bewaarschool van wijle hare zuster W. I). Tesch over te nemen.
Daarentegen is de bewaarschool van Mejufvrouw A. J. Aarsse,
waarvan in het vorig Verslag melding is gemaakt, vervallen door
hare plaatsing aan het hoofd der bewaarschool van de Maat
schappij tot Nut van ’t Algemeen. De erkende bijzondere be
waarscholen zijn ten getale van elf, waarvan eene te Scheveningen
het onderwijzend personeel bij die scholen bestond den 31sten
December I860 uit 2 hoofdonderwijzers, 9 bewaarschoolhouderes-
sen, 16 helpsters en 16 kweekelingenterwijl het getal kinderen
bedroeg 1538 kinderen of 741 jongens en 797 meisjes. Behalve
deze bestaan er nog eenige bewaarscholen waarvan de houdsters
acte noch vergunning hebben. Bij gemis van wettelijke bepalingen
is de Plaatselijke Schoolcommissie evenwel buiten staat ten dien
aanzien eenige maatregelen te nemen of voor te stellen.
Den 7den Julij 1860 heeft de Plaatselijke Schoolcommissie het
examen afgenomen van haar, die eene acte van bewaarschoolhou-
deresse hadden verzocht, wanneer zij aan vijf de acte van alge-
meene toelating heeft uitgereikt.
Door Burgemeester en Wethouders zijn gecommitteerd om op
zich te nemen de bijzondere bemoeijenissen voor de Gemeentescho
len: den 4/6den Julij 1860 de Wethouder E. B. Baron Wittert
van Hoogland voor de school voor minvermogenden in de
Jufvrouw-Idastraat, in de plaats van den Heer J. A. de Sonna-
ville, overleden den 19den December 1860, de Wethouder Mr.
H. Baron Collot d’Escuby voor de nieuwe school aan den
Zwarten weg en den Sisten December 1860 de Burgemeester
voor de school van minvermogenden te Scheveningen. In 1860
verloor de Plaatselijke Schoolcommissie haar geacht medelid, den
Heer Mr. L. Metman. In het begin van dat jaar door Z. M.
den Koning belast met eene zending naar Neêrlandsch West-
Indië, had hij zijn ontslag als lid onzer Commissie ingezonden.
Daar zijne afwezigheid slechts eenige maanden moest duren en wij
er hoogen prijs op stelden hem dan weder in ons midden terug