Bijlage Q. ’s Gravenhage den Ssten April 1861. Koophandel en Fabrieken te 's Gravenhage heeft en Wethouders bij deze te doen De Kamer van de eer aan Heeren Burgemeester toekomen haar gewoon jaarlijksch VERSLAG, rakende den toestand van Handel en Nijverheid in de Gemeente ’s Graven hage, over 1860. Ons Verslag mag weder aan vangen met de verblijdende en dankbare erkentenis, dat de bloei der Gemeente 's Gravenhage gestadig vooruit gaat en zich de weldadige invloed hiervan ook aan hare nijvere bevolking doet gevoelen. Intusschen mag de schaduwzijde van dien vooruitgang niet worden vergeten. Toe neming van het zielengetal is voor de bijzondere personen geen voordeel. In verhouding tot het aantal verbruikers stijgt het aan tal leveranciers, maar stijgen geenzins de verdiensten. Evenmin zijn de verteringen van hendie van vaste inkomsten levenis de zoogenaamde weeldeeen voorname bron van welvaren voor de burgerklasse. Zulke bronnen worden slechts geopend daar, waar nieuwe handelstakken wortel schieten of groote nijverheid zich vestigt. De voornaamste voorwaarden voor een en ander zijn goedkoop leven en vrijheid van beweging. De Kamer kan tot haar leedwezen niet verklaren dat die voorwaarden te 's Graven hage zijn vervuld. De duurte van alle levensbenoodigdheden en de zware druk der Gemeentebelastingen door een voorbeeldeloos streng toezigt vermeerderd en knellender gemaaktleveren stof tot algemeene klagten op, die de Kamer niet als overdreven mag beschouwen. Zij rekent zich alzoo verpligt tegen opdrijving der Plaatselijke middelen ten ernstigste te moeten waarschuwenen zou gaarne aan de gezette overweging van het Gemeentebestuur de vraag aanbevelenof zij niet voor verligting vatbaar zijnop dat een voornaam struikelblok dat aan de ontwikkeling der ’s Gravenhaagsche productie in den weg staat, worde opgeheven. Het jaar 1860 leverde voor den handel weinig merkwaardigs op. Vestigde zich in den loop daarvan alhier geenerlei nieuwe

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1860 | | pagina 228