37
den
dat de ontvang in verhouding zal vermeerderen. Desniettemin
meenen wij, dat het uitzigt op een batig saldo van ruim
f SO,000 voor de Gemeente geene onverschillige zaak is,
met het oog op de vele buitengewone uitgaven, welke zij te
bestrijden zal hebben, vooral ook, omdat het haar ontslaat
van de noodzakelijkheid om dadelijk, overeenkomstig het
Raadsbesluit van den 25sten September 1860, te moeten
overgaan tot den verkoop van een gedeelte hater bezittingen.
Die bezittingenwaarbij wij meer bijzonder op het oog
hadden de Inschrijving der Gemeente op de Grootboeken
der Nat. Werk. Schuld, bestond op den Isten Januari]
1860 in 891,300 21 pCt en,1,700 3 pCt. Zoo als wij
zoo even mededeelden werd ter goedmaking van buiten
gewone uitgaven van deze inschrijving verkocht eene waarde
van 130,S00 21 pCt. en 1.700 3 pCt., terwijl in 1860
slechts het bedrag van f 400 2| pCt. werd aangelegd.
Het totaal der Inschrijving van de Gemeente op
Isten Januarij 1861 bedroeg alzoo f 760,900 waarvan
eene jaarlijksche rente van ruim f 19,000 wordt getrokken.
De gedane uiteenzetting onzer financiën mag derhalve
leiden tot de zekerheid, dat er door het inwerking zijnde
belastingstelsel een goed evenwigt bestaat tusschen de ont
vangsten en uitgaven welke eersten de laatsten in zoo
verre overtreffenals noodig mag heeten ter voldoening aan
de behoefte van allerlei en vele werken van nuttigheid en
smaak, welke in de Residentie onontbeerlijk zijn. De Ge
meente put eene groote kracht uit dat belastingstelsel, en
wij zouden dan ook niet hebben geschroomd, om overeen
komstig ons voorstel haar den last eener geldleening op te
leggenten einde daaruit de buitengewone werken te be
kostigen, waartoe door U achtereenvolgens was besloten; in
Uwe Vergadering van den 25sten September 1860 werd
daarentegen de voorkeur gegeven aan den verkoop voorloopig
van 300,000.