Jacob de Vos Jacobsz. 97 voor hare bemoeijenissen 7 was op gelijke wijze en die bestond uit de werken de tien gouden medailles, welke het Gemeentebestuur had uitgeloofd, moesten toegekend worden, was daardoor niet gemakkelijk maar zij heeft zich van die taak volgens de openbare meening uitmuntend gekweten en overeenkom stig haar rapport werden de gemelde medailleswaarvoor wij gebruik hebben gemaakt van den stempeldie in 1830 voor hetzelfde doel was ontworpen en gesnedentoegewezen van de Buitenlandsche kunstenaarsaan de Heeren O. Achenbach; E. E. Hillemacher; J. Robie, en Mevrouw H. Ronner, en van de Nederlandsche kunstenaars, aan de Heeren A. Allebé C. Bisschop J. W. van Borselen P. J. H. Cüypers (voor bouwkundige tee- keuingen) W. J. Martens (bij het lot tegen A. Mon- linger) en P. Stortenbeker. Aan de Jurywelke zamengesteld als bij de tentoonstelling in 1859 Heeren P. G. A. Gevers Deynoot Voorzitter W. D. A. M. Baron van Brienen van de Groote Lindt D. Bles L. Meijer C. Springer C. Vosmaer, Secretaris, brengen wij openlijk onzen dank

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1861 | | pagina 103