98
HOOFDSTUK
X.
Armwezen.
Even als in het vorig jaar werd door ons
Gedeputeerde Staten van Zuid-IIollandter voldoening
hunne resolutie van den 8sten February 1859, n’. 8 (Prov.
blad n°. 17)medegedeeld dat de toestand van het Arm
wezen in deze Gemeente niet ongunstig was gedurende het
afgeloopen jaar. Wij leggen hier omtrent dien toestand
hetzelfde getuigenis af en willen deze gelegenheid te baat
nemen, om zoo veel mogelijk de gronden optegeven, waarop
die getuigenis berust. Allereerst vestigen wij daartoe Uwe
aandacht op den staat van het Burgerlijk Armbestuur,
waaromtrent een afzonderlijk verslag is uitgebragt, hetwelk
wij als Bijlage lett. P hierachter laten volgen en waarnaar
wij meenen te kunnen verwijzenten betooge dat de toe
stand van het Armwezen niet ongunstig was in 1861.
Aan dit Armbestuur werd in het afgeloopen jaar eene
geheel nieuwe inrigting gegevende Verordening op het
Burgerlijk Armbestuurdoor U den 27sten Augustus 1861
vastgesteld, regelde den werkkring van dat Bestuur en ver
ordende zijne zamenstellingkrachtens die Verordening werd
een Secretaris benoemd en daarvoor door U aangewezen de
Heer W. J. Bolderman terwijl door ons de betrekkingen
aan Heeren
aan
in het belang der kunstterwijl wij tevens hulde brengen
aan de Commissie van beheer over de tentoonstelling
aan welker goede zorgenvooral bij de plaatsing der schil
derijen men den geregelden afloop van deze belangrijke
tentoonstelling verschuldigd is.
Ten opzigte van de alhier aanwezige boek- en andere
wetenschappelijke verzamelingen archieven enz. hebben wij
in dit Verslag niets bijzonders te vermelden.