102
van
gegeven overzigt van den toestand van
het afgeloopen jaar, is het maken
van dien toestand met den staat van
en daarom werd door ons voorgesteld, om te verklaren, dat
de Armeninrigting eene instelling is, bedoeld bij lett. a van
art. 2 der Wet van den 28sten Junij 1854 en om de
Huishoudelijke Commissie te verzoeken een reglement voor
de Armeninrigting te ontwerpen Ten gevolge der wisseling
van gedachten over dat voorstel, is door U aan de Huis
houdelijke Commissie opgedragen om een onderzoek intestel-
len naar de verhouding van het Gemeentebestuur tot de
Armeninrigting, en van dat onderzoek zal natuurlijk Uw
nader besluit omtrent deze inrigting afhankelijk moeten zijn.
Na het gegeven overzigt van den toestand van het Arm
wezen in het afgeloopen jaar, is het maken van eene
vergelijking van dien toestand met den staat van het Arm
wezen in het vorig jaar niet moeijelijk, want, daar de uit
komsten dezelfde zijn, verschillen bij nagenoeg gelijke om
standigheden die toestanden zeer weinig, zoodat men onge
twijfeld mag aannemen, dat, zoo er al geen vooruitgang in
den toestand van het Armwezen te bespeuren was, onze
Gemeente zich ook geenszins over achteruitgang ten dien
aanzien te beklagen had.
Hoofdoorzaken van achter- of vooruitgang van het Arm
wezen waarvan het voorschrift des Verslags de opgave ver
langt hebben wij niet te vermelden en wij kunnen dus
dadelijk overgaan tot de beschouwing der middelen aange
wend tot leniging en vermindering van armoede.
Als zoodanig mogen wij in de eerste plaats opgeven de
subsidiënwelke door de Gemeente verstrekt werden, zoo
aan verschillende instellingen van weldadigheid als aan het
Burgerlijk Armbestuur en waaraan de belangrijke somma
van y 140,956.54 werd besteed. Aan deze geldelijke onder
steuning sluit zich aan de genees- en heelkundige hulp,
welke van w’ege de Gemeente aan armen en minvermogen
den werd verleend, terwijl bij de som, welke daarvoor aan
gewend werd ten bedrage van f 5530 02| gevoegd moet