126
6,738.57
en
f 342,293.90
- 322,852.90
hetwelk eene
terwijl aan
in 1861
in 1860
vene cijfers stellen tegenover de uitkomsten van het vorig
jaarten einde de vergelijking tusschen de twee jaren ge
makkelijk te maken.
In 1860 bestond de visschersvloot uit 127 vaartuigen
bemand met 1026 koppen en in 1861 telde zij 132 pinken
en 19 booten, bemand met 1056 koppen. De uitbreiding
der vloot heeft eenen gunstigen invloed op de besomming
gehad, want, ofschoon niet meer dan 14,892,150 stuks ha
ringen werden aangebragt tegenover 16,075,000 in 1860
bedroeg de besomming in het afgeloopen jaar f 343,341.07
en die in 1860 - 336,602.50
vermeerdering geeft van
verschen visch besomd werd
zoodat die besomming toenam met f 19,441.00
en de geheele ontvang voor den verkoop van visch der
halve eene vermeerdering aanwijst van 26,179.57.
Wij verheugen ons dat de visscherij, die ook dit jaar
weder niet bewaard bleef voor verliezen, al waren ze ook
grootendeels alleen van eenen geldelijken aard, in eene goede
besomming eenigermate vergoeding heeft gevonden voor de
groote rampen, waardoor zij in het jaar 1860 geteisterd werd.
Ter gelegenheid van de behandeling van dit onderwerp,
achten wij het niet ongepast te vermeldendat door 'L. M.
den Koning de betrekking van Waterschout te Scheveningen
is in het leven geroepenen daarvoor bij besluit van den
5den Mei 1861, n’. 43, werd aangesteld de lieer F. J. Behr,
Commissaris van Politie, wonende te Scheveningen. Nadat
uit de Algemeene Politieverordening de bepalingen vervallen
warendie betrekking hadden op het aanmonsteren van zee
lieden voor de visschersvloot, was de betrekking van Wa
terschout te Scheveningen in het belang eener goede Politie