K selijke Schoolcommissie, dat het Zijne Majesteit den Koning bij die gelegenheid behaagde, den heer A. van Brink te vereeren met de gouden medaille van verdiensteeen huldebetoondat den heer van den Heuvel reeds bij eene vorige gelegenheid mogt te beurt vallen. Het getal hulponderwijzers bij de Gemeentescholen bedroeg den Sisten December 1861 33, en dat der kweekelingen 50, waar onder 10 Rijkskweekelingen. Gedurende 1861 zijn 5 hulponder wijzers eervol ontslagen1 overleden9 bevorderd en 7 nieuw aangesteld. Uit de tabel A blijkt, dat op de Gemeentescholen op den 31sten December 1861 nog 12 plaatsen van hulponderwijzers va cant waren. De voorname reden daarvan is niet alleen het voort durend gebrek aan geschikte personen die den gevorderden rang hebben, maar ook de omstandigheid dat ieder hoofdonderwijzer het liefst die hulponderwijzers op zijne school ziet, die daar als het ware gevormd zijn en daar langzamerhand in rang kunnen bevorderd worden. Mettertijd zullen de normaallessen meer in de bestaande behoefte voorzien. Van de Rijkskweekelingendie deel namen aan de normaal lessen waren er geplaatst 2 op de school in de Nieuwe School straat, 1 op die op den Zwarten weg, 2 op die op de Ammuni- tiehaven, 1 op die in de Lepelstraat, 3 op die in de Lombard- straat en 1 op de tusschenschool in de Jufvrouw-Idastraat. De veranderingen in het personeel blijken uit eene vergelijking der tabellen A, over 1860 en 1861; terwijl die, voorgevallen in de inkomsten der hoofd- en hulponderwijzerstelken half jare ter regeling van hunne bijdragen voor hun pensioen aan Burge meester en Wethouders zijn medegedeeld. Er zijn geene klagten ingekomen, noch is het der Commissie uit eigen onderzoek geblekendat de onderwijzers iets zouden hebben geleerdgedaan of toegelatenwat strijdig was met den eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van anders denkenden. Geene pensioenen zijn in 1861 aan onderwijzers verleend. Het was aan de Plaatselijke Schoolcommissie aangenaamdoor de resolutie der Gedeputeerde Staten van den Isten Julij 1861 (Prov. blad n“. 68), te vernemen, dat de vroegere missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken van den 19den Junij 1860waaromtrent zij hare aanmerkingen in haar vorig verslag

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1861 | | pagina 185