De heer Jhr. Mr. H. G. C. L. Janssens, in de Raadsverga dering van den 4den Junij 1861 tot Wethouder benoemd, werd daarop, in plaats van de heer van Citters, door Burgemeester en Wethouders tevens benoemd tot lid der Commissie voor het Burgerlijk Armbestuur, gelijk aan Uwe Vergadering is medege deeld in de zitting van 25 Junij. (Zie Bijbladbladz. 93, III.) Deze Commissie werd evenwel ontbondenten gevolge der aan neming van de Verordening op het Burgerlijk Armbestuur van den 27sten Augustus 1861. Terwijl vroeger die Commissie bestond uit twee leden van het Collegie van Burgemeester en Wethouders, is zij thans, nu bij bovengenoemde Verordening in beginsel is aangenomendat het Burgerlijk Armbestuur eene zelfstandige Ge- meente-instelling van weldadigheid iszamengesteld uit vijf leden namelijk den heer Wethouder Mr. H. Baron Collot d’Escüry, die door den Burgemeester met het Voorzitterschap, namens hem, is belasten vier leden van den Raadzijnde de heerenJhr. Mr. II. G. C. L. Janssens, Jhr. Mr. H. J. van der Heim, F. N. de Charro en Mr. J. P. Vaillant. Deze commissie heeft, na op den 3den September te zijn be noemd en den 4den daaraanvolgende door den heer Burgemeester te zijn geïnstalleerdonmiddelijk hare taak aanvaard. Behalve de gewone werkzaamhedendie uit het bestuur der armenzaken van zelf voortvloeijen en waaromtrent het Burgerlijk Armbestuur de wijze van behandeling der aanvragen om onder stand als anderzins en de finantiële administratiein de hoofdzaak geheel gevolgd heeft, zoo als zij tot dien tijd bestond, heeft het zich in de vier laatste maanden van het jaar bezig gehouden met het voorbereiden of vaststellen van zoodanige maatregelenveror deningen en instructionwelke voor het behoorlijk in werking brengen der meergenoemde Verordening, met 1 Januarij 1862, noodig waren en daarmede in verband stonden. Zoo regelde het Burgerlijk Armbestuur zijne verhouding tot de Algemeene Armenvergadering en besloot het, in verband daar mede, zich voortaan te onthouden van het in ontvang nemen van het geheel of van eenig gedeelte der gelden, die Burgemeester en Wethouders gewoon zijn in te zamelen door middel van de col lecte bekend onder den naam van trouwbusdie bij gelegenheid van huwelijken gehouden wordt, terwijl het wijders omtrent de verpleging in bedelaarsgestichtendie van arme krankzinnigen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1861 | | pagina 211