38 a. b. dat, als men de uitkomsten der laatste jaren raad pleegt, in de tien eerstvolgende jaren f 80,000 ’sjaars besteed kunnen worden aan die werkenwelke in het Verslag opgenomen zijn als door den Raad vastge steld, tot een totaal bedrag van 753,787, zonder bezorgdheid voor de toekomst der geldmiddelen van de Gemeente in te boezemen; dat het eenvoudigste middelom onbeschroomd de som van f 80,000 voor buitengewone werken te kunnen aanwenden, dus schijnt te zijn, dat men gedurende hetzelfde tienjarig tijdvak de Gemeentebelastingen on veranderd late en geene daarvan afschaflë. Alleen door dat beginsel vast te houdenbehoeven voor het uit voeren dezer werken noch Gemeente-eigendommen vervreemd, noch leeningen aangegaan te worden. Het financieel overzigt van 1853 tot en met 1860het welk in tabel bij dit Verslag is gevoegd, is zeer gemak kelijk ingerigt tot het erlangen van een juist begrip van onze Gemeentefinanciën, terwijl ook de bijgevoegde bijlage n’. 2, de staat der opbrengst van de verschillende belas tingen gedurende datzelfde tijdvak, voor velen belangrijk kan zijn en beide bijlagen voorzeker bijdragen tot de nut tigheid van het uitvoerig en met zeer veel juistheid en zaakkennis uiteengezet Verslag, waarvan wij meenden den korten inhoud in dit Verslag te moeten opnemen. Ten slotte van dit Hoofstuk laten wij volgen de gevor derde opgaven betreffende de dat in de laatste acht jaren de inkomsten der Ge meente in eene zeer voldoende verhouding tegenover de vermeerdering der bevolking en van de uitgaven zijn gestegen c.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1861 | | pagina 44