100 begin .van zijn tweede tooneeljaar deed hij «la Bohé mienne van Balfe voor het eerst opvoerenmet welke opéra-comique het algemeen ingenomen was. Wij zullen den verderen gang van zaken bij het Fransch tooneel niet vooruit loopen en op het terrein treden van het Verslag van 1863, maar wij spreken alleen den wcnsch uit dat deze aangelegenheid, waarvan wij het nut vol strekt niet miskennen, maar welker bezwaren wij ook niet te ligt mogen achten, eens voor goed kon worden geregeld. Wij achten het voldoende ten aanzien der gevorderde opgave van de voornaamste verzamelingen van schilder en beeldhouwkunst, natuur- en scheikundige voorwerpen, oudheidkunde, munten enz. te .verwijzen naar hel Ge meenteverslag over 1856, pag. 56 en over 1859, pag. 100, met opmerking evenwel dat daarbij niet zijn opgenoemd: 1°. de verzameling van schilderijen, voorhanden op het Raadhuis, waarvan de catalogus gedrukt en bij den concierge verkrijgbaar gesteld is; en de nu aangelegde verzameling van oudheden enz. betrekkelijk de geschiedenis van Gravenhage waarvan door ons reeds Verslag is gedaan in Hoofdstuk III, pag. 13. De tentoonstellingenwelke in het afgeloopen jaar alhier werden gehouden, waren: van 29 April tot 6 Mei in eene der zalen van het ge bouw aan de Princessegrachtdie van een fraai gebor duurd kerkkleed door de Gebr. van Oven, borduurwer kers, de opbrengst van welke tentoonstelling bestemd was voor de werklieden der meubelfabriek van de Gebr. Horrix die door den plaats gehad hebbenden brand hadden geleden en op 26, 27, 28, 29 en 30 September 1862 in de zalen c>o

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1862 | | pagina 106