10!) zienlijk kapitaalwaarvan wij evenwel in het volgend Verslag eerst het juiste bedrag zullen kunnen opgeven. Ten aanzien van de alhier bestaande particuliere inrig- tingen en Instellingen van weldadigheid, welke op de eene of andere wijze leniging of voorkoming van armoede ten doel hebben, verwijzen wij op nieuw naar de tabel len Bijlage lett. T en overigens naar de opgavewelke daarvan in het vorig Verslag, pag. 104 en 105, voorkomt, terwijl wij ons alleen veroorloven ten aanzien der Hulp bank die ons haar Jaarverslag heelt doen geworden medetedeelendat zij in het afgeloopen jaar 353 aan vragen om voorschot toestond tot een gezamenlijk bedrag van f 35,680terwijl het blijktdat de voorschotten in 1861 gedaan allen door de leeners zelf zijn aangezuiverd en dat het Bestuur ook over 1862 reden heeft tot tevre denheid over de gedane afbetalingen door hen, die voor schotten hebben genoten. Uit de mededeelingen van het Bestuur der ’s Gravenhaagsche Afdeeling der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen nemen wij almede over, dat door hare Instelling tol verkoop van winkelkaartjes eene som van f 3400 ruim voor dat doel werd ontvangen tegenover een bedrag van f 3539.15 in het jaar 1861. Zoo uit het een en ander niet reeds bleek, dat de liefdadigheid in onze Gemeente nimmer achter bleef, waar het te doen was om de armoede te lenigen, het zou ons niet moeijelijk vallen voor de waarheid van dat beweren meer bewijzen bij te brengen, maar daarvoor behoeft dit Verslag geenszins te strekken, en daar de openbare lief dadigheid in dit jaar niet geroepen werd, om in groote onheilen te voorzien, of mede te werken tot leniging van algemeene rampenbehoeven wij over dit onderwerp niet verder uitteweiden. Het gegeven overzigt zal U hebben doen zien, dat de middelen, welke door ons steeds ter verbetering van den

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1862 | | pagina 115