127 staat, als Bijlage lett. U achter het Verslag gevoegd, en daarin is tevens opgenomen de opbrengst per bunder en gezamenlijke opbrengst, uitgedrukt in muddenponden stuks of geldswaarde in guldens. Ten aanzien van den toestand der tuinderijen en bloe misterijen hebben wij niet dan gunstige berigten te geven; wel hebben de laatste in 1862 hier geene ge legenheid gehad, proeven van vooruitgang tentoontestel- lenmaar het toenemend gebruik van bloembouquet- ten en de aanwakkerende lust voor bloemen in het algemeen zijn prikkels genoeg voor de bloemisten, om zich in hun vak te bekwamen, en wij gelooven te mogen zeggendat onze Gemeente in dat vak niet tegenover andere Gemeenten ten achteren is. Het onderwerpboomgaardenboomkweekerijen en hout- teeltkomt voor onze Gemeente eigenlijk niet te pas toch kunnen wij het niet met stilzwijgen voorbijgaan omdat aan dat onderwerp het bezit van bosschen zoo naauw verwant is, en wij daaromtrent nog het een en ander in het midden te brengen hebben. Het eerst Uwe aandacht vestigende op de Scheveningsche bosschen doen wij opmerkendat daaraan in den laatsten tijd weinig werd gedaan, omdat wij steeds de hoop koesterden, een geschikt persoon te zullen vindendien wij U als plantage- meester konden voorstellenhet ontbrak niet aan be kwame menschendie zich daarvoor hebben aangemeld maar iemand, die de vereischten in zich vereenigt, welke wij meenen,te moeten stellen, mogten wij nog niet aan treffen. Welligt slagen wij daarin spoedig en dan zal de eerste zorg van den plantagemeester moeten zijn om het Scheveningsehe bosch in een goeden en productieven staat te brengen. De hoop die wij koesterden ten aanzien van het toe staan van des Raads verzoekom het ’s Gravenhaagsche

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1862 | | pagina 131