133 HOOFDSTUK XIV. De Kamer van Koophandel en Fabrieken heeft ons weder in staat gesteld, om te voldoen aan het voorschrift des Verslags, door ons in den staat, als Bijlage lett. X achter het Verslag gevoegd, opgave te doen van de voor naamste fabrieken en van haren toestand, van de ver vallen en nieuw opgerigte fabrieken, van het aantal stoomwerktuigen daarbij gebruikt wordende, en van het aantal arbeiders, terwijl zij verder in haar Verslag (Bijlage left. W) een belangrijk overzigt geeft van den staat der Ambachts- en Fabrieknijverheid in onze Gemeente, waar van de slotsom is dat, naar de meening der Kamer, over het algemeen de nijverheid alhier vooruitgaat en de fabrieken, werkplaatsen enz. bloeijen. De Kamer begint haar Verslag met hulde te doen aan de nagedachtenis van wijlen den Heer P. Varkevisser, die van de oprigting der Kamer het voorzitterschap daarbij bekleed had. Gaarne stemmen wij met die hulde in, omdat wij de overtuiging bezitten, dat de Heer Varke visser aldaar geheel op zijne plaats wasen alles in zich vereenigde om in dien werkkring te kunnen en te willen nuttig zijn. De Ambachts- en Fabrieknijverheid dankt voor een ge deelte haren voldoenden staat aan de belangstelling, welke zij meer en meer begint op te wekken, en aan de po gingen, welke van verschillende zijden worden aangewend om de nijverheid door gepaste middelen op te heffen en aan te kweeken. Niet het minst bragt daartoe de ’s Graven- haagsche Afdeeling van de Vereeniging tot bevordering van fabriek- en handwerksnijverheid in Nederland bij hetzij door haar door de behandeling van allerlei onder werpen de nijverheid betreffendede lust opgewekt en Ambachts- cn Fabrieknijverheid.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1862 | | pagina 137