vleeschdat van buiten wordt ingevoerdals vermoedelijke oor zaak beschouwd moet worden der epidermitis furunculosa, die zich voortdurend blijft vertoonen. Hieromtrent werd door U Edel Achtbaren opheldering gevraagd, daar volgens Uwe overtuiging het toezigt ten dezen zóó doelmatig ingerigt is en zóó naauwgezet uitgeoefend wordtdat het door ons beweerde zonder bewijzen niet kon aangenomen wordenin antwoord waarop wij U Edel Achtbaren wezen op het erkend nadeeligedat het gebruik van vleesch van zieke of aan allerleivaak besmettelijke ziekten ge storven rundvee na zich sleepten op de som van wetenschappe lijke kennis en practische ervaring vereischt, om die verschillende ziektevormen te kunnen beoordeelenwelke kennis onmogelijk verondersteld kan worden bij allendie met de keuring belast zijn en evenwel onmisbaar is tot rigtige uitoefening der controle op het ingevoerde vee is dit waar bij levend vee hoeveel meer bezwaar zal het dan opleverenals er afgehakt vleesch van buiten wordt ingevoerd. Was dus reeds a priori het vermoeden gewettigddat het toe zigt niet doelmatig zijn konhet bewijs dat het niet doelmatig waswerd ook geleverdwant de Commissie deelde aan U Edel Achtbaren de resultaten van haar onderzoek medeomtrent de afkomst van het afgehakte vleesch dat van buiten wordt inge voerd waaruit bleek dat er niet alleen belangrijke hoeveelheden vleesch van aan besmettelijke ziekten gestorven runderen gedeel telijk in bewerkten toestand (worst enz.) worden ingevoerd, maar dat zulks ook met levend ziek rundvee plaats hadten bewijze waarvan er door de Commissiemet medehulp van een bekwaam veeartseen rundlijdende aan tongblaar êh klaauwzeeringe voerd door de keurmeesters goedgekeurd en toegelaten en vervol gens geslagt is de tong strot en voorpooten zijn toen als cor pora delicti aan den Heer Burgemeestei- vertoond. Hierop is door U Edel Achtbaren den wensch te kennen ge geven dat de Commissie zich in rapport zoude stellen met den Heer KijnenbekgIsten keurmeester van het slagtvee en vleesch, uit een onderhoud met welken ambtenaar haar gebleken is dat het hem aan genoegzame en vooral doelmatige hulp ter uitoefe ning zijner gansch niet gemakkelijke taak faaltzoodat niettegen staande hij zijn uiterste best doetom den invoer van ziek rund vee en slecht vleesch te werenhet hembij den grooten aanvoer voor deze Gemeente, onmogelijk is, op alle plaatsen tegenwoordig

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1862 | | pagina 178