van on- natuurkunde rond De na- gegeven opgenoemd in art. 1 der Wet onder letters ai, dan wel meer dere omvat. Ofschoon de Plaatselijke Schoolcommissie allezins reden heeft om den opvoedenden geest en strekking van het lager onderwijs in ’t algemeen te prijzenis het haar toch voorgekomen dat de uitbreiding van dit onderwijs bij de nieuwe Wet nog niet die gunstige gevolgen heeftdie de wetgever er zich van voorstelt. Zoo komt het der Plaatselijke Schoolcommissie voor, dat niet genoeg wordt verwijld bij de grondslagen van het onderwijs in de kennis der natuur, en te spoedig dit uitgebreide veld derw’ijs wordt doorloopen, om in het gebied van te waren en even stil te staan bij wat het meest treft, tuurkundige waarheden worden den leerlingen eerder dan door bespreking met hen gezocht en gevonden. De leerlingen leeren die waarheden kennen buiten van verband oorzaak en gevolg, en alzoo heeft het onderwijs in de kennis der natuur nog niet het vormend en ontwikkelend karakter er langd, dat alle lager onderwijs moet kenmerken. Waarschijnlijk zoude eene vergelijking van den staat van het onderwijs dat op de openbare met dat wat op de bijzondere scholen gegeven wordt, niet onbelangrijk zijn. Uwe Commissie heeft dan ook dit punt meermalen in ernstige overweging genomen, maar stuit ten dezen aanzien op hinder palen diein den aard der zaak gelegende uitvoering zoo al niet onmogelijk makenalthans voor een groot deel zouden ver hinderen, dat het doel, hetgeen men zich daarmede had voorge steld, werd bereikt. Tot die vergelijking toch zijn, bij het groot verschil in de soort van scholen te dezer stede, geene genoegzame punten van overeenkomst aanwezig. In den regel wordt, zoo als bekend is, het onderwijs aan de kinderen van meer aanzienlijken en gegoeden op de bijzondere scholen gegeven en zijn de Gemeentescholen schier uitsluitend bestemd voor minvermogenden en armen. Dat er reeds daardoor verschil in de leervakken bestaat spreekt wel van zelf, maar ook bij vele der vakken die in elke lagere school behooren onderwezen te worden zal er verschil be staan in de meerdere of mindere uitgebreidheid die aan het on derwijs daarin gegeven wordt, en de hoogere of minder hooge trap die daarbij wordt bereikt. Is men bij den korten duur van het schoolgaan der kinderen van minvermogenden en armen waartegen wel veel te redeneren maar weinig te handelen valt

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1862 | | pagina 183