het onderwijs in 1862 door den Gemeente en Wethouders of de Plaatselijke School den de onderwijzers daarmede vijf malen in het jaar lastig ge vallen. De driemaandelijksche tabellen eischen telkens eene opgave van het getal schoolgaande kinderen van beneden de 668 911 12 jareu en daarboven. Telken drie maanden, indien ten minste die opgaven juist zullen verstrekt worden, zal dit van de onderwijzers een naauw- keurig onderzoek en veel nacijfering vorderengedurende welken tijd zij zich met het onderwijs der kinderen niet bezig houden noch daarover het noodige toezigt kunnen uitoefenen. Moge het nu op kleine scholen gemakkelijk vallen den ouder dom der kinderen ter invulling van de tabellen na te gaanop scholen, waar vele leerlingen zijn, is dit op den duur uiterst bezwarend en tijdroovend, en, daar nu wel op het weigeren maar niet op het niet juist geven van de verlangde opgaven straf is gesteld, is het te verwachten, dat de invulling dier tabellen door vele onderwijzers steeds zeer willekeurig zal geschieden. En dan moet men vragen wat zoodanige statistiek zal betee- kenenen of het niet beter zou zijn den daaraan besteden tijd door de onderwijzers te doen gebruiken in het behing van het onderwijs. De Plaatselijke Schoolcommissie moet verklarendat zij wegens die herhaalde statistieke aanvragen niet alleen menige klagt heeft ontvangen; maar ook, dat, niettegenstaande in de daar toe betrekkelijke besluiten wordt aangedrongen dat zij de juistheid dier tabellen zal nagaan dit niet heeft kunnen geschieden. Aan de Schoolcommissiën is bij de Wet alleen opgedragen aanteekening te houden van het getal leerlingen op iedere school; doch geenzins om gelijke aanteekening te houden van den ouder dom van ieder kind, en telken drie maanden na te gaan, welken leeftijd de kinderen, op de verschillende scholen onderwijs ge nietende bereikt hebben. Dit is een onderwerp van statistiek dat bij de Schoolcommissiën niet schijnt te huis te behoorenen in eene Gemeente als dezewaar ongeveer 10,000 kinderen op de verschillende scholen gevonden wordenin ieder geval voor onze Commissie onuitvoerbaar mag heeten. Aan het einde dezer Algemeene Beschouwingen vermeldt de Plaatselijke Schoolcommissie weder, gelijk in vorige jarende be sluiten ter zake van raadBurgemeester commissie genomen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1862 | | pagina 187