Wat nu het andere gewigtige deel zijner taak betreft, wenscht het Burgerlijk Armbestuur op te merken, dat het zich tot pligt heeft gesteldniet dan na zoo naauwkeurig mogelijk onderzoek en niet dan waar werkelijke behoefte en onvermijdelijkheid tot bedeeling bleek te bestaanonderstand te verleenen. Aanvragen tot hulp, tot verhooging van bestaande bedeeling of tot verstrek king van een of ander bepaald voorwerp, bijv, kleeding- of ligging- stukkenwordt niet dan hoogstzeldzaam onmiddelijk toegestaan en wordt in den regel het verslag naar den toestand des aanvragers, door den Armenopzigterin wiens wijk hij woont, afgewacht; en worden de inlichtingen van den Secretaris gevraagd. Orthopaedische instrumentenwelke vroeger door het Armbestuur werden afge geven worden thans niet meer verleendals behoorendenaar het oordeel van het Burgerlijk Armbestuur, niet tot die behoef ten waarin het geroepen is te voorzien. Maar buitendien heeft het Armbestuur, ten einde bij de bedeel den het denkbeeld, dat eens verleende bedeeling een vast inkomen uitmaakten vooralten einde die nimmer dan waar werkelijke behoefte is of blijft bestaan en dus onvermijdelijkheid tot voort durende ondersteuning aanwezig istot regel aangenomentwee malen ’sjaars, bij den aan vang en aan het einde van den winter alle bedeelden behalve die door ziekte of ouderdom stellig ver hinderd zijn vóór zich te doen verschijnen ten einde hen over hunnen toestand te hooren. Aan dit onderzoek zijn in April en in November 1862 zoowel te Gruxenhage als te Scheveningen onderscheidene zittingen gewijd. Het gevolg van dezen maatregel, die als een middel tot beter toezigt is aan te merkenis geweest de geheele ontneming of de meer of min aanzienlijke vermindering van onderscheidene bedeelingen. De persoonlijke kennismaking met de bedeeldenhet aanhooren hunner klagten en opgavenheeft voor de beoordeeling van het bedrag en den aard van den te verleenen onderstand, groot nut, te meer daar het huisbezoek gewoonlijk alleenuit den aard der zaak door de Armenopzigters geschiedt. Ten gevolge dezer herzieningen werden bij het eindigen van het wintersaizoen de bedeelingen van 287 gezinnen, gezamenlijk tot een bedrag van 144.80 en 488 brooden wekelijks inge trokken, en van 91 bedeelden de ondersteuning van 68.90 en 125 brooden gebragt op f 47.30 en 201 brooden. Aan hen, die alleen voor de wintermaanden ondersteuning ontvangen, is

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1862 | | pagina 209