voor
genees- en
inentingen.
Slechts één der geneeskunstoefenaren heeft gemeend zich aan
die zittingen te moeten onttrekkenom die inentingen ten zijnen
huize of elders te bewerkstelligen. Blijkens de daarvan ontvangen
lijst, bedroeg het aantal, dat gedurende gemeld tijdsverloop daar
voor werd aangeboden, 204 kinderen. En, ofschoon die uitkomst,
waarschijnlijk ten gevolge der nieuwe aanwijzing, niet zoo aan
zienlijk is te noemenmeent mendat een volgend jaar het
aantal der gevaccineerden aanmerkelijk zal vermeerderen.
Naar aanleiding van art. 29 der genoemde Instructie
Gemeentegeneeskunstoefenareu heeft het Burgerlijk Armbestuur
zijner leden doen vertegenwoor-
Heeren Geneeskundigenhetgeen
een heelkundige werd gevaceerdtot het doen van
zich vier of vijf malen door een
digen op de vergaderingen van
gestrekt heeft om eenige bezwaren uit den weg te ruimen.
Met opzigt tot de in 1862 van wege het Burgerlijk Armbestuur
verleende verloskundige hulpkanuithoofde van het niet vol
ledig, en wat betreft de 5de onderstandswijkin het geheel niet
ontvangen der bij art. 42 der algemeene Instructie (Ferz. n°. 200)
bedoelde lijstenalleen worden medegedeelddat de daaromtrent
bestaande bepalingen aan de bedoeling gereedelijk hebben beant
woord. Voor zoo verre zulks ter kennis is gebragt van het Bur
gerlijk Armbestuur, werd die hulp in 1862 in de 5 eerste on
derstand swijken verleend aan 195 vrouwen, voor wie de afloop
tevens gunstig is geweest, even als voor 195 kinderen, waarvan
109 van het mannelijk en 89 van het vrouwelijk geslacht; terwijl
voor die geboorten de afloop ongunstig was.
Met betrekking tot het finantiëel beheer, meent het Burgerlijk
Armbestnur naar de rekening over 1862 te mogen verwijzen.
Het bepaalt zich hier tot vernieuwde opgaven van den uitslag.
De gewijzigde, bij besluit Uwer Vergadering van den 25sten
Maart 1862 goedgekeurde begrootingbedroeg in ontvang en
uitgaaf een cijfer van 120,750, terwijl de rekening in uitgaaf
slechts een bedrag aanwijst van 102,077.79, waaronder eene
som van f 1589.06 voorkomt, wegens kosten van buitenbedee-
lingen over vorige dienstjaren.
Het voor de dienst van 1862 benoodigde subsidie was geraamd
op 109,413.461terwijl door het Burgerlijk Armbestuur slechts
eene som van 93,524.68^, dus 15,888.78 minderis in ont-