17
orde daar altijd inachtgenomen worden en op onze aan
beveling tot bescheidenheid voortdurend wordt gelet.
Het Reglement van den 15den Maart 1860 is nog steeds
de grondslag, waarnaar het toezigt op het begraven in
deze Gemeente wordt uitgeoefend en volgens hetwelk de
regten en retributiën voor de Burgerlijke begraafplaats
worden geheven. De beslissing omtrent het voorstel van
den Gemeenteraad ten aanzien der wijziging van die reg
ten, werd laatstelijk bij Z. M. besluit van den 20sten
Maart 1862, n°. 47, verdaagd lot den laatsten Maart 1863.
De navolgende bijzonderheden omtrent de Burgerlijke
begraafplaats achten wij ter opneming niet onbelangrijk:
In het afgeloopen jaar werden verkocht of in gebruik
afgestaan
twee kelders in de 1ste klasse;
drie graven in de 2de klasse, en
een graf in de 3de klasse;
terwijl tot het doen aanleggen van grafkelders voor eigen
rekening, vijf grafruimten in het noordwestelijk kwartrond
werden afgestaan.
Daarentegen zijn, ter voorziening in de behoefte, twee
nieuwe kelders voor de eerste klasse aangebouwd.
Op de Burgerlijke begraafplaats werd ter rustplaatse van
wijlen den Heer Jan Hendrik van Boudvck Bastiaanse
een marmeren gedenkteekenmet inscriptiënopgerigt.
De inkomsten der begraafplaats in 1862 staan, in even
redigheid tot de sterfte, met die van vorige jaren nage
noeg gelijk; het aantal sterfgevallen was in 1862 grooter
dan in 1861, en in dezelfde verhouding zijn ook de in
komsten geklommen. Evenwel verdient het opmerking,
dat de meerdere sterfte, veroorzaakt door de geheerscht
hebbende mazelen-epidemiegrootendeels heeft getroffen
dat gedeelte der bevolking, waarin men de meeste deel
nemers in Begrafenis-societeiten aantreft zoodat het cijfer
2