’s Gravenhage, den 24sten April 1863.
Het Burgerlijk Armbestuur voornoemd
H. COLLOT d’ESCURY,
Voorzitter.
W. J. BOLDERMAN,
Secretaris.
1
Onder deze som zijn nogtans niet in rekening gebragt de
renten van de kapitalen die door de gebouwen van het Burger-
gasthuis en de Gemeente-apotheekmet de daarin aanwezige
roerende goederen, worden vertegenwoordigd.
16. Het Burgerlijk Armbestuur heeft gemeend de boven
staande opgaven en berekeningen in het tegenwoordig Verslag te
mogen opnementen einde den Raad een zoo veel mogelijk vol
ledig overzigt te kunnen aanbieden van de financiële uitkomsten,
welke de in 1861 betrekkelijk het verleenen van geneeskundige
hulp van wege de Gemeente vastgestelde Verordeningen, gedurende
het eerste jaar na hare in werking treding, hebben opgeleverd.
Als slotsom van een en ander geeft het Burgerlijk Armbestuur
zich de eer den Raad in overweging te gevende bij art. 148
der Wet van den 29sten Junij 1851 (Staatsblad n°. 85) bedoelde
goedkeuring te verleenen aan
1°. De onder dagteekening van den 16den Maart 1863 door
heeren Regenten van het Burgergasthuis afgelegde rekening over
het dienstjaar 1862;
2°. De onder dagteekening van den 26sten Eebruarij 1863
door heeren Inspectores der Gemeente-apotheek afgelegde rekening
over het dienstjaar 1862
En zulks onder dankbetuiging aan de leden van beide Collegien
voor hunne diensten ten deze aan de Gemeente bewezen.