i in Die vermindering, met hoeveel moeijelijkheid zij ook voor de Armbesturen moge gepaard gaan, is een ver blijdend verschijnsel, omdat zij steeds nader brengt tot de zelfstandigheid der Armbesturen en tot de geheele toepassing van het door d,e Armenwet aangenomen be ginsel, dat de armenzorg de zaak moet zijn van de Kerkelijke Gemeenten. De kosten van het Burgerlijk Armbestuur over 1863 kunnen, uit hoofde de rekening over dat jaar nog niet is gedaan, geenszins juist worden opgegeven, maar uit het verslag blijkt tochdat het subsidie uit de Ge meentekas waarschijnlijk niet hooger zal wezen dan f 88,500.00 Over 1862 bedroeg dat subsidie. - 93,924.68| zoodat de behoefte over 1863 minder heeft bedragen f 5,424.68| Dat bedrag is, zoo als gezegd werd, geenszins juist omdat de dienst nog niet is afgesloten, maar het mag bovendien niet tot een zuiveren maatstaf strekken voor den voor- of achteruitgang van het Armwezen, omdat het Armbestuur ook in zijne rekening heeft opgeno men de reisgelden van arme en doortrekkende personen, de kosten van de genees- en heelkundige hulp aan ar men verstrekt enz.uitgaven die dikwijls door andere oorzaken toenemen of verminderen. Desniettemin is de vermindering van het subsidie van het Burgerlijk Armbestuur toch een duidelijk bewijs, dat voor de armen minder gevorderd werd en dat er dus minder onver mijdelijkheid tot ondersteuning, derhalve ook minder armoede in onze Gemeente heeft bestaan. De twee inrigtingen van de Gemeente, welke in eene regtstreeksche betrekking staan tot het Burgerlijk Arm bestuur, zijn het Burgergasthuiswaarover wij reeds gelegenheid hadden in Hoofdstuk VI te berigten en omtrent

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1863 | | pagina 117