113 maar daaraan voldeden wij reeds in den aanvang van dit Hoofdstuk, toen wij verklaarden dat, in vergelijking met vroeger, de toestand gunstiger geworden is en bij die al- gemeene verklaring moeten wij ons bepalendaar het ons wel mogelijk zijn zou meer cijfers aan te brengen en meer vergelijkingen te maken, doch waarschijnlijk toch zonder daardoor op krachtiger wijze dan door de overgelegde statistiek de door ons geopperde meening te bewijzen. De hoofdoorzaken van dien vooruitgaanden toestand van het Armwezen in onze Gemeente waren in 1863 het betrekkelijk zachte van den winter, de minder hooge prijs der levensmiddelen, de voortduring van het werk voor den ambachtsman bij den steeds doorgaanden aan bouw der Stad enz. enz. Behalve deze oorzaken werkt tot dien gunstigen staat veel mede het aanwezen van verschillende liefdadige en nuttige instellingen, welke de eene meer, de andere minder de bestrijding der armoede óf in hare oorzaken óf in hare gevolgen ten doel hebben. Wij behoeven U daarvan geene opsomming te doen, aan gezien een groot gedeelte dier instellingen in de statis tieke tabellen (Bijlage U) wordt vermeld, maar op enkele willen wij toch Uwe aandacht nog vestigen, en daartoe wijzen wij allereerst op de Armeninrigtingwelke voor het eerst uit die tabellen is weggelaten, omdat zij als werkinrigting geene instelling van weldadigheid meer is cn als spijsuitdeeling daaronder nooit had behooren te worden gerangschikt. Gedurende het jaar 1863 heeft de werkinrigting eerst onder de Hoofdcommissie en daarna onder onze leiding voortgang gehad, terwijl de zaak der spijsuitdeeling door eene particuliere Commissieaan welke door U de localen en de voorhanden gereedschappen en meubelen ten gebruike zijn afgestaan, met de maand November is opgevat. Was bij eerstgenoemde inrigting blijkbaar, dat zij leed onder het genomen besluit tot op heffing, het nut, hetwelk door de spijsuitdeeling wordt 8

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1863 | | pagina 119