144 f 16,926.21 dat aan liggeld werd ontvangen. en aan kaaigeld - 2,017.85 f 14,908.36 - 432.59 - 793.17* Totaal f 16,134.12* Hieruit blijkt, dat de toeneming dezer opbrengst grootendeels aan het havengeld was toe te schrijvenen van de vermeerdering dier belasting gaven wij zoo straks reeds de oorzaken op. Bij vergelijking van die opgave met de cijfers van het jaar 1862 zal men ontwaren, dat de binnenlandsche scheepvaart zeer is toegenomen, hetwelk gedeeltelijk aan den voortdurenden aanbouw van huizen in de Gemeente, gedeeltelijk aan het openblijven van het water gedurende het geheele jaar moet worden toegeschreven. De ver meerdering van het getal schepen bedroeg 2688 en die van den tonneninhoud 32,202. Ook in het aantal der zoogenaamde zandschuiten was eene vermeerdering van 64 en in dat der beurtschepen van 9. Het getal der binnengevoerde vlotten, dat in 1862 beliep 45, metende 1830 ellen, bedroeg in het afgeloopen jaar 42, metende te zamen 2062 ellen. Deze algemeene vooruitgang was natuurlijk gunstig voor de opbrengst der belasting van het haven-, kade- en liggelddievolgens de daarvan door den Haven meester opgemaakte verantwoordingin 1863 heeft be dragen f 16,134.121 terwijl zij in 1862 niet meer bedroeg dan - 14,910.16^ hetwelk eene vermeerdering geeft van f 1,223.96 Die verantwoording doet verder zien: dat het havengeld bruto heeft opgebragt waarvan later op den voet van art. 2lett. d der Verordening restitutie werd verleend voor een bedrag van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1863 | | pagina 150