VERSLAG omtrent den handel en nijver
heid in de Gemeente ’s Gravenhage
over 1863.
Bijlage Y.
Had de Kamer in 1862 het verlies te betreuren van haren
kundigen Voorzitter, den Heer P. Vabkevisser niet minder
gevoelig werd zij in den aanvang van dit jaar getroffen door het
verlies van haar oudste medelidden Heer L. J. Enthoven.
Begaafd met buitengewonen aanleg en zeldzame talentenhad de
schrandere grijsaard in den loop van zijn werkzaam leven een
schat van ervaring opgedaan die hem bevoegd maakte over schier
alle onderdeelen van koophandel en fabriekwezen een deskundig
oordeel uit te spreken. Aan een scherp en helder verstand paarde
hij stalen wilsveerkracht en onverdoofbare ondernemingsgeest en
tevens een blakenden ijver voor het welzijn zijner natuurgenooten
inzonderheid waar hij meende dat de belangen van hen die door
nijveren arbeid hun brood verdienen, in de waagschaal gesteld of
veronachtzaamd werden, bepleitte hij hunne zaak met vurige en
wegslepende welsprekendheid. Aan de beraadslagingen der Kamer,
wier zittingen hij met naauwgezetheid bijwoondenam hij een
levendig en hartelijk aandeel; hij was daar de algemeene vraag
baak en het gemis zijner adviezen werd reeds door haar menig-
werf sterk ondervonden. De plaats van den Heer L. J. Ent
hoven werd aangevuld dbor de benoeming van zijnen zoon den
Heer K. Enthoven, en die van den Heer Vabkevissee door
de benoeming van den Heer A. E. Maas. De Kamer acht zich
gelukkig daardoor weder voltallig gemaakt te zijn en de gedane
keuzen leveren den waarborg op, dat de levensbelangen der groote
nijverheid en van het zeevarend Scheveningen voortdurend met klem
en overtuiging in haar midden vertegenwoordigd worden zullen.