ruimer vangst na zich dezelfde gebrekkige soort gebruiken moet. Er zal dus altoos zijn of te veel visch of geen vischen dalende prijzen het bestaan der geheele Scheveningsche bevolking in gevaar brengen. In 1861 bedroeg de waarde van 1000 haringen 23, in 1862 15.40, in 1863 11.50. Van daar dat de vangst in 1863, schoon bijna het dubbele van die in 186113,500 in ronde cijfers minder opbragt. En dat verlies wordt natuurlijk vermeerderd met al de hoogere onkostendie grooter vloot en slepen. Als voorbeeld kan men wijzen op het zoutmen kan ge rust stellen dat voor de vangst van 1863 ruim 18,000 aan zout meer verbruikt is moeten worden dan in 1861. Even treurig is de vergelijking met 1861 voor de sclirobnetvisscherij. De opbrengst was ruim 40,000 minder. De ondernemingsgeest wordt meer en meer onderdrukt en tot de pekelharingvangst werden slechts vier pinkendie van den heer Maas, uitgerust; twee daarvan gingen met Vlaardinger loodsen aan boord de pekelharing opsporenwaar de Vlaardingsche hoe kers gewoon zijn die het eerst te vangen aan de Schetlandsche eilandenen eene daarvandie met volle lading te 1’1 aar ding en binnen liep, verkocht ze daar als puike waar voor zeer goeden prijs. Later werd nog een klein partijtje te Scheveningen binnen gebragtde beide later uitgevaren pinken bragten reeds dadelijk steurharing mede. Eene grootere aanbrengst van pekelharing zou nuttig kunnen terugwerken op den prijs der steurharing en het ware te wenschendat de vaart op pekelharingmaar door meer dere rederijen dit jaar nogmaals beproefd wordt. De inrigting der pinken staat hier in den weg, want men begrijpt ligt hoe moeijelijk het inkuipen der haring in zulk een beperkte ruimte den visscher valt en hoeveel het dus in heeft hem tot de uitoefe ning dier visscherij te bewegen. De haringvangst heeft de beugvisscherijvroeger te Soheveningen de voornaamstemeer en meer verdrongen zoodat zij thans nog slechts alleen uitgeoefend wordt met booten. Van deze werden er in 1863 zeven verkocht om te Zandvoort eu te Egmond in de vaart gebragt te worden, zoodat er niet meer dan dertien over zijn. De beugvisscherij (waaronder men verstaat het visschen met lange lijnen, bezet met tal van haken aan kortere einden sterk

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1863 | | pagina 295