134
Ook hieromtrent kan ons Verslag bijzonder kort zijn,
daar de visscherij in de Gemeente zeer onbeduidend is.
Die in het Scheveningsche kanaal, welke tot den Isten
Mei 1864 verpacht was voor 84 ’sjaars, werd tegen
dien tijd op nieuw voor den tijd van drie jaren ver
pacht en bragt toen de som van f 146 in het jaar
opwelke vermeerdering minder aan de toenemende be
langrijkheid dier visscherij dan wel aan toevallige om
standigheden moet toegeschreven worden; de visscherij
in de Loosduinsche vaartdie mede aan de Gemeente
behoort, en die in het ’s Gravenhaagsche Bosch, waarvan
het Domein den eigendom bezit, werden wegens hare
onbeduidendheid niet verpacht.
Het toezigt op de visscherij wordt door dezelfde
personen uitgeoefend, die met dat op de jagt belast zijn,
en ook over dit toezigt schijnt men reden tot tevreden
heid te hebben gehad.
In het afgeloopen jaar werd de vergunning tot visschen
aan 21 personen kosteloos verstrekt.
De verschillende punten, welke in het voorschrift des
Verslags ons onder deze rubriek ter behandeling zijn
voorgeschreven, worden besproken in het verslag der
Kamer van Koophandel en Fabrieken, hetwelk als Bijlage
lett. BB achter het Verslag volgt.
De beschouwingen en mededeelingen omtrent de
visscherij, door de Kamer in dat verslag gegeven, zijn
zoo uitvoerig en belangrijk, dat wij ieder, die met ons
het gewigt beseft van dezen tak van volksbestaan voor
Scheveningenmogen aanbevelen daarvan kennis te nemen.
De visscherij in het algemeen blijkt daaruit in 1864 niet
C. VISSCHERIJ IN DE BINNENWATEREN.
d. VISSCHERIJ BUITENGAATS.