de aanvrage tot overplaatsing van het Archief van Schepenen in dat der Gemeente, bij het Departement van Justitie gedaan. Eene dubbele reden verpligt mij hierop nader bij UEd. Achtb. terug te komen, en wel primo: naar aanleiding van de Wet van den 8sten Junij 1864 (Staatsblad n°. 70), waarbij de invoering van de Wet op de regterlijke organisatie, en daardoor, volgens de dispositie van den Minister van Justitiede beslissing om trent de voormalige Schepen-Archievenvoor onbepaalden tijd wordt uitgesteld. Seeundo, heb ik mij in den loop van het vorige jaar, zoo bij het rangschikken der voorhanden zijnde stukken als bij het doen van nasporingen onderscheidene malen kunnen overtuigen van de wenschelijkheidzoo het Schepen-Archief al niet met dat van de Magistraat zal kunnen hereenigd wordener voor het minst een naauwkeurig overzigt van te bezitten. Ik neem derhalve op nieuw de vrijheid UEd. Achtb. voor te stellen onder verbetering aan Zijne Excellentie den Minister van Justitie te kennen te geven, dat bij het ordenen van het oud Archief der Gemeente zich meer en meer de behoefte doet ge voelen aan eene naauwkeurige kennis van de in het Schepen- Archief aanwezige stukken, en ten gevolge van dien, in afwach ting van eene latere definitieve regelingdit Archief voor de Gemeente in bruikleen aan te vragenom daarvan ten haren behoeve een inventaris te doen vervaardigen. In de tweede plaats wenscli ik de aandacht van UEd. Achtb. te vestigen op de stukken 's Gravenhagebetreffende die in het Rijks-Archief aanwezig zijn. Reeds in haar verslag over den toe stand der Gemeente over den jare 1854 werd door UEd. Achtb. teregt op het belang dier stukken gewezenen in mijn vorig rap port deelde ik een kort overzigt daarvan mede. Het is mij bekenddat het geval zich heeft voorgedaan dat uit het Rijks-Archief, onder zekere voorwaardenhoofdzakelijk ten opzigte van de openbaarheid en toegankelijkheidvolgens Koninklijk besluit van den 26sten Junij 1856, n°. 79, aan de Rijks-Archieven gegevenstukken aan Provinciale en Gemeente- Archieven, hetzij in bruikleen, hetzij in eigendom zijn afgestaan, zoodat ik gegronde hoop mag voedendat bij eene eventueel

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1864 | | pagina 178