van B 4 werden wij tijdiglijk door de be- opzigten gegrond ware, zou het ons geoorloofd zijn de vraag te stellenof de kennis der bedoelde vakken dan toch niet een drin gend vereischte is voor hen wier wetenschappelijke opleiding hen eenmaal op een onderscheidenden rang in de maatschappij aan spraak geeft. Die kundigheden moeten toch ergens verkregen worden en waar gepaster dan op het Gymnasiumzoolang ten minste de invoering van bet middelbaar onderwijs daaraan hare vaste plaats in de ontwikkeling onzer jeugd niet heeft aangewezen? Wij hebben voorts de voldoening van te kunnen zeggendat vol strekte onvatbaarheid of achterlijkheid in die zoogenaamde bijvak ken slechts met zeer geringe uitzonderingen op het algemeen cijfer der leerlingen en dus op hun regt op bevordering of onderschei ding invloed heeft uitgeoefendofschoon wij van den anderen kant moeten erkennen, dat sporen van buitengewone ontwikkeling in die bijvakken evenzeer tot de uitzonderingen hebben behoord. Wanneer wij de cijfers der leerlingen op de maandstaten tot grondslag maken van onze beschouwingen over de gemaakte vor deringendan geschiedt dit in de overtuiging, dat de invulling dier maandstaten door de leeraars regelmatiger en in beter onder linge harmonie heeft plaats gehad dan in het vorig jaar. Er blijft daarbij echter nog te wensclien over en het kan den bestuurders niet genoeg op het hart worden gedrukt, dat zij hunnen invloed voortdurend op de leeraars en hulpleeraars oefenenten einde er bij het opmaken dier staten meer naauwgezetheidmeer eenpa righeid in het bepalen van de betrekkelijke waarde der cijfers besta. Vergelijken wij de resultaten der maandstaten met die van den vorigen cursus, dan vinden wij meer eenvormigheid minder ver schil in de bereikte cijfers. In vergelijking met het vorige jaar zijn er meer leerlingen die het getal 75, den maatstaf van vol doende vorderingen, of daarboven hebben bereikt. Wij zouden op dien grond de maat der vorderingen of onze eischen hooger kunnen stellen. Maar er staat tegenover, dat wij ook ditmaal geen onbepaalde lofspraak over de hoogste klassen der eerste, zoo min als der tweede afdeeling kunnen houden. A 5 onderscheidde zich meer door ijver dan door talent, terwijl de ijver van A 4 veel te wenschen overliet. Van de zwakheid

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1864 | | pagina 239