ff
ontzeggen. Slechts het 6de punt van dat artikel hebben wij eens
op ééne klasse moeten toepassen. De ongeregeldheden die ge
durende de lessen van éénen leeraar inzonderheid plaats hadden
waren in eene zeer talrijke klasse zoo hoog gestegendat zij onze
tusschenkomst vorderden want de kwaal dreigde epidemisch te
worden. Wij vleijen ons dat onze poging eenigermate heeft gebaat;
het ki^ad is ten minste niet erger geworden. Voor den aan
staanden cursus zal het wel geheel verdwijnenomdat de aan
leiding er toe heeft opgehouden. Al de overige leeraars hebben
hun gezag met waardigheid weten te handhaven en wij kunnen
over het geheel de verzekering gevendat ons Gymnasium uit
munt door goede orde en behoorlijk gedrag der leerlingen.
Ofschoon wij evenzeer de verklaring kunnen afleggen dat ten
gevolge van dc regelmatiger verdeeling der klassen, het onderwijs
betere vruchten heeft gedragen en het programma vollediger dan
vroeger is uitgevoerd, zijn UEd.Achtb. echter gewoon, dat wij
over elk vak in nadere bijzonderheden treden. Wij doen dit te
liever, omdat wij reeds aanstonds een goed getuigenis kunnen af
leggen van de vorderingenook thans weder in het onderwijs van
het Grieksch opgemerkt. Dat de leerlingen, die het Gymnasium
volgens den regel verlaten moesten, met vaardigheid Homerus,
Xenophon en Herodotus ad aperturam vertaalden en met vrucht
de lessen over de Oratoren, de Tragici, Plato en Aristophanes
gegevenkonden volgengetuigt voordeelig voor het standpunt
van dat onderwijs. Zoo wij ons tot de bescheiden uitdrukking
u konden volgen beperken is hetomdat wij meenen dat daar
door voldaan is aan den eischwelke ter bevordering tot de
Hoogeschool gesteld moet worden dat de grondslag gelegd is
waarop de lezing der auteurs met vrucht kan worden voortgezet
doch dat evenwel de hoogte niet bereikt isdie sommige be
strijders van ons programma zoo gevaarlijk voor onze leerlingen
achten. Inderdaad, Aristophanes is voor hen nog geen speelwerk,
allerminst voor de klassedie wij dit jaar aan de Hoogeschool
afleverden. De verdienstelijke leeraar bezat verstand genoeg, om
de aanstootelijke plaatsen onverklaard te laten; voor de leerlingen,
zelfs al werden hun dooi’ de dagbladpers met onvoorzigtige welwil
lendheid de plaatsen aangewezen die zij niet moesten lezenwas