het Armbestuur te ontslaan van het beheer der zoogenaamde geefhuisjes cn dat terug te brengen bij Heeren Burgemeester en Wethouders. Deze bepalingen, benevens die omtrent het doen van rekening, zijn opgenomen in de Verordening van den 20sten April 1864 n°. 241. Werd de begroeting van het Burgerlijk Armbestuur voor het dienstjaar 1864gewijzigd naar aanleiding van Zijner Majesteits besluit van 14 September 1863, n°. 81, ten aanzien van het beheer der aan het Armbestuur aangekomen kapitalen door Uwe Vergadering bij haar besluit van 3 November 1863, pag. 212 XXIX, goedgekeurd tot een bedrag van 110,100, met een subsidie uit de Gemeentekas van 100,537.50 die begrooting vereischte echter, ten gevolge van eenige opmerkingen van Gede puteerde Staten, omtrent het wegens u Terug te ontvangen voor schotten voor onderstand aan elders armlastigen verstrekt, volgens art. 46 der Wet van 28 Junij 1854 uitgetrokken bedrag eene nadere wijziging, die door Uwe vergadering werd goedgekeurd bij besluit van 25 Januarij 1864, pag. 18, XXIV, waarbij echter het eindcijfer der begrooting en het bedrag van het uit de Ge meentekas voor 1864 te verstrekken subsidie onveranderd bleven en waarin door Heeren Gedeputeerde Statenblijkens hunne resolutie van 2 Februarij 1864, n°. 38, werd berust. Evenzeer mogt het Burgerlijk Armbestuur de goedkeuring Uwer vergadering erlangen op de ingezonden rekening en verantwoor ding van zijn in 1863 gehouden beheer, alsmede op zijne begroo ting voor het dienstjaar 1865 (Bijblad, 15 Junij 1864, pag. 131, XVI, en 30 Augustus 1864, pag. 180, XVI). Tot de mededeeling overgaande van hetgeen meer regtstreeks tot den werkkring van het Burgerlijk Armbestuur behoortmeent het Armbestuur de opmerking niet te mogen achterwege laten dat dezelfde beginselen waarnaar het in de vorige jaren onder stand verleende, steeds worden vastgehoudengeheel overeenkom stig de bepalingen der Wet op het Armbestuur en van de daaruit voortgevloeide veranderingen. Deze beginselen meer uitvoerig omschreven zijnde in het jaarverslag van 1862 en op nieuw in herinnering gebragt bij het rapport over 1863meent het Burger lijk Armbestuur zich thans van eene verdere mededeeling dien-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1864 | | pagina 259