64
Ofschoon wij in de vorige afdeeling van dit Hooidstuk
gewag gemaakt hebben van onderscheidene ziektenwelke
zich in het afgeloopen jaar hier hebben voorgedaan,
kan men toch alleen van de kinderpokken spreken als van
eene geheerscht hebbende ziekte of epidemiezoodat dan
kundig toevoorzigt, die daarin zoowel de gezondheids
toestand in 1864 behandelt als de oorzaken, welke daarop
gewerkt hebben. Men ziet daaruit, dat de algemeene
gezondheidstoestand verre van gunstig is geweest, maar
tevensen wij stellen er hoogen prijs opdit te doen
uitkomen, dat de oorzaken daarvan niet af te wenden
of te keeren waren. De sterfte bedroeg dan ook, zoo als
wij reeds in Hoofdstuk I opmerkten, veel meer dan in
1863, en de verhouding tot de bevolking, die toen was
1 43, werd in 1864 weder teruggebragt tot 1 33.
Opmerkelijk is het daarbijdat van de 2580 overledenen
358 aan de kinderpokken gestorven zijndus 7 pCt.
en wanneer men dan verder in het genoemde Verslag
vermeld vindt, dat roodvonk niet zelden voorkwam,
mazelen niet als verdwenen konden worden beschouwd,
kinkhoest het geheele jaar door bleef heerschen, typhus
het gansche jaar slagtoffere eischte en angina diphthe
ritica (keelziekte) zich ook nu en dan bleef vertoonen,
dan zal het hooge cijfer der sterfte geene verwondering
meer baren, en zelfs, alles in aanmerking genomen, mis
schien niet hoog geacht moeten worden.
De gezondheidstoestand van hel vee schijnt over het
algemeen vrij voldoende te zijn geweestten minste van
het tegendeel zijn ons geene berigten geworden.
MAATREGELEN TER VOORKOMING EN GENEZING
VAN ZIEKTEN.