68
Ook omtrent deze aangelegenheid kunnen wij volstaan
met de verwijzing naar het zoo even genoemde Verslag.
In de eerste plaats vermelden wij onder deze afdeeling
het Gasthuis der Gemeenteten aanzien waarvan wij
overeenkomstig art. 179, lelt. U der Gemeentewet, in de
zitting van den Gemeenteraad van den 27sten December
1804 (Bijblad pag. 332) reeds verslag hebben uitgebragt,
naar hetwelk wij hier kortheidshalve verwijzen. Daartoe
vinden wij te eerder vrijheidomdat het tijdperk van
overgang, waarin deze instelling reeds ten vorigen jare
verkeerde en dal zich nog over 1864 heelt uitgestrekt,
ons uit den aard der zaak weinig bijzonders te vermelden
oplevert en ons tegenwoordig Verslag derhalve slechts
eene herhaling zou kunnen zijn van hetgeen toen mede
gedeeld is.
De hoop tochdie wij blijkens het vorig Verslag koes
terdendat het nieuwe locaal nog in den loop van 1864
zou kunnen betrokken worden, heeft zich door verschil
lende omstandigheden niet verwezenlijkt gezien, en hoe
veel leed dit ons ook gedaan hebbe, moeten wij het
evenwel in het belang der verpleegden toch gelukkig
achten, dat hel locaal gedurende den afgeloopen strengen
winter ongebruikt is gebleven. Zoo als bekend is, zijnde
noodige maatregelendie voor het in dienst stellen van het
gebouw vereischt werden, genomen of voorbereid en
zullen wij het genoegen hebben, in het Verslag van 1865
VERANDERINGEN
COMMISSIE
IN
VAN
OVERZIGT VAN DEN TOESTAND DER ZOOGENAAMDE GAST
EN ZIEKENHUIZEN EN KRANKZINNIGENGESTICHTEN.
HET PERSONEEL DER PLAATSELIJKE
GENEESKUNDIG ONDERZOEK EN
TOEVOORZIGT.