103
krachtig bewijs in zich bevattende van den kunstzin
en de kennis der belangelooze medewerkers.
2°. De Maatschappij tot bevordering der Toonkunst,
Afdeeling 's Gravenhage.
De Zangvereeniging dezer Afdeeling, wier oefe
ningen gedurende het afgeloopen wintersaizoen
geregeld wekelijks plaats hadden, heeft zich zeer
goed staande gehouden en zelfs ontwikkeld. Den
25sten April 1865 gaf zij eene uitvoering met orkest,
toegankelijk voor al de leden der Maatschappijter
welker gelegenheid ten gehoore werden gebragt
1. Psalm van J. II. Lubeck.
2. LobgesangSymphonie-Cantate van Mendels-
sohn-Bartiioldy.
bij welke uitvoering de goede geoefendheid van het
koor de opmerkzaamheid trok.
De toestand der Afdeeling is dezelfde gebleven.
3°. De ’s Gravenhaagsche Afdeeling van de Maatschappij
tol bevordering der Bouwkunst.
Uit het ons door het Bestuur der Afdeeling toe
gezonden verslag van den toestand en de werk
zaamheden dezer instelling is ons gebleken, dat
de Afdeeling in ledenaantal is toegenomen; zij telde
blijkens het vorig Verslag 50 leden, terwijl zij nu
op het einde van het afdeelingsjaar 1864/5 58 leden
had. Behalve den gunstigen financiëlen toestand
dezer Afdeeling, zagen wij uit het Verslag, dat in
gemeld afdeelingsjaar acht vergaderingen waren
gehoudendie evenwel niet drukker dan gewoonlijk
bezocht werden, en dat daarop zeer belangrijke
voordragten gehouden en mededeelingen zijn gedaan,