441 oosten van Scheveningen werd op denzelfden voet als vroeger voortgegaan; door de afzanderij aan het einde van het Kanaal bekomt de Gemeente, hoewel zeer lang zaam met geringe kosten voortdurend eenig teelland hetwelk wij, naar gelange het bruikbaar is, trachten in pacht uit te geven. Die afzanderij werkt overigens nuttig bij de voortdurende behoeftedie er in de omstreken van onze Gemeente, vooral in den Zusterpolder, bestaat aan zand voor de ophooging der te bebouwen terreinen. Duinbeplanting heeft, naar gelange der behoefte steeds plaats gehad, vooral als middel tot beteugeling van zand verstuiving, en de wegruiming van het opgestoven zand, die evenwel niet veel gevorderd werd omdat men in 4 865 weinig storm heeft gehad, geschiedde zoo spoedig zulks mogelijk was. Tot voortzetting der proel met dennenbeplanting der duinen, heeft de Raad in hel laatst van 1865 eene opper vlakte duingrond beschikbaar gesteldwaarop de jonge dennen zullen worden uitgeplant. Wij koesteren de hoop, dat deze beplantingwelke voor rekening van het Rijk geschiedt, tot een gunstigen uitslag leiden zal en voor de Gemeente in het vervolg nuttig zal kunnen zijn. De Gemeente bezit geene afgeveende of dalgronden. Over den toestand van den veestapel, die almede voor onze Gemeente van geringe beteekenis ishebben wij na hetgeen wij vroeger reeds van de veeziekte hebben vermeld, weinig te berigten. Naar hetgeen ons ten dien aanzien bekend is, was die toestand overigens niet on gunstig. Bijlage AA bevat de opgave van het aantal der alhier aanwezige hengsten, ruinen, merriën en veulens, stieren, trek- en slagtossenkoeijen en kalverenezelsmuil ezels schapenhouders van schaapskuddenvarkens bokken en geitenalles overeenkomstig het voorschrift

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1865 | | pagina 147