144 HOOFDSTUK XIV. Ambachts- en Fabrieknijverheid. Ook ten dezen aanzien mogen wij grootendeels volstaan met de verwijzing naar Bijlage CChet verslag der Kamer van Koophandel en Fabrieken, waarin de Kamer allereerst gewaagt van het verlies, dat zij in 1865 heeft geleden leiding geeft. Wij zullen de Kamer daarbij niet volgen, en alleen van onzen kant hierbij opmerken, dat de uit komsten der visscherij zeer gunstig zijn geweestzoodat met uitzondering der beugvisscherijdie steeds achteruit gaat, alle takken der visscherij verreweg meer opbragten dan in 1864, toen men reeds geen reden tot klagen had. De wenken door de Kamer gegeven tot verbetering en uitbreiding van dit bestaansmiddel voor Scheveningen zijn dan ook tegenover dien bloei en vooruitgang voor het oogenblik van weinig krachten wij moeten het alleen aan de overtuiging daarvan toeschrijven, dat de Kamer met geen enkel woord gewag maakt van het vraagstuk der zeehaven te Scheveningenwelk vraagstukonzes inziens, toch in een zeer naauw verband slaat tot de belangen der visscherij. Dat vraagstuk werd bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal zoowel als bij den Gemeente raad in 1865 meermalen ter sprake gebragten wij mogen het er voor houden, dat het ook zijne oplossing meer en meer nabij is gekomen, maar er blijft evenwel ten dezen aanzien nog veel onbestemd en onbeslist en derhalve ook nog veel te vreezen. De lleeren Swaan en van IIeijningen zijn steeds ijverig en met ernst werkzaam aan de ver wezenlijking van hunne plannen, en wij hebben ook de overtuiging, dat, zoo zij daarin niet slagen, de concessie bezwaarlijk op dezelfde voordeelige voorwaarden aan anderen zal worden gegeven.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1865 | | pagina 150