145 door hel overlijden van de lleeren VV. J. van Heynsbergen, Voorzitter, en G. Nicola, lid der Kamer; wij vereenigen ons volkomen met de huldedoor haar aan de nagedachtenis dier beide lleeren gebragt, en beamen volgaarne dat het gemis van die beide mannen, die wij als verdienstelijke Ingezetenen mogten waardereneen verlies te achten is. Als Voorzitter trad op de Heer ,1. 13. Maxwils, doch in de twee opengevallen plaatsen werd nog niet voorzien. Gemeld verslag vangt aan met de verklaring, dat het jaar 1865 voor handel en nijverheid in veel opzigten aan gename herinneringen heeft nagelaten, terwijl het voort gaat met te betuigen, dat de handelsbeweging in deze Gemeente zich wel niet door buitengewone bedrijvigheid kenmerkte, maar toch geen reden gaf om te klagen over achteruitgang, niettegenstaande de druk van den slechten staat der geldmarkt zich dikwerf deed gevoelen. Voor deze meening levert het verslag verder in vele bijzonderheden de bewijzen, en wij mogen daarom de kennisneming daarvan zeer aanbevelen, ook en niet minder om reden de Kamer die gelegenheid te baat neemtom te wijzen op veel wat de ontwikkeling van handel en nijverheid nog in den weg staat, op veel, waardoor die ontwikkeling, ook zelfs na de afschaffing der plaatselijke accijnsen, nog wordt belemmerd. Wij mogen hopen, dat de gezegde afschaffing beantwoorden zal aan de groote verwachtingen, die men daarvan voor den bloei der nijverheid koestert en zullen ons gelukkig achten, alsdan door de volkomen toepassing dier afschaffing met den 1sten Mei 1866 tot dien bloei te hebben medegewerkt. Ofschoon wij overigens ons niet in allen deele kunnen vereenigen met de door de Kamer aangeheven klagten, stemmen wij met haar in, wanneer zij over de behoefte aan een verbeterden waterweg tusschen deze Gemeente en Rotterdam haar oordeel uitspreekt. Het belang dier 10

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1865 | | pagina 151